Als je als autofabrikant je concurrenten op achterstand wilt zetten, is het slim om iets nieuws of bijzonders te proberen. Alleen pakt dat niet altijd goed uit. We richten de schijnwerpers op een aantal van de grootste auto flops uit de geschiedenis. De Tucker Sedan van Preston Tucker is een tragisch geval.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de Amerikaanse auto-industrie vooral bezig met militaire voertuigen. De ontwikkeling van civiele auto’s ligt daardoor stil. Dit tot grote ergernis van ondernemer én autoliefhebber Preston Tucker. De Amerikaan stort zich op ‘de auto van de toekomst’. Hij komt een heel eind, maar uiteindelijk flopt zijn Tucker Sedan grandioos.

Preston Tucker: 12 ambachten, 13 ongelukken
Preston Tucker heeft als 32-jarige al een bestaan van 12 ambachten en 13 ongelukken achter de rug. Zo heeft hij als fabrieksarbeider bij Ford gewerkt, maar ook heeft hij een carrière achter de rug als verkoper van Studebakers, en zelfs als politieman. Tijdens een bezoek aan het Indianapolis-circuit ontmoet Tucker racewagenconstructeur Harry Miller. Met hem richt hij in 1935 Miller & Tucker Inc. op.

Tucker en Miller zijn druk met het prepareren van racewagens voor Ford, daarnaast ontwikkelt het bedrijf een snelle pantserwagen voor … het Nederlandse leger. Het ding is een tikje te laat af, want de order gaat niet door omdat Nederland in 1940 wordt bezet door Hitlers nazitroepen. Tucker probeert het voertuig wanhopig aan de Amerikaanse strijdkrachten te slijten, maar tevergeefs.
Tucker: Torpedo on wheels
Ook daarna stapelen de zakelijke mislukkingen zich op, maar in 1943 denkt Tucker het wiel opnieuw te gaan uitvinden met zijn ‘auto van de toekomst’. Daarbij legt hij de nadruk op veiligheid en stroomlijn. In 1946 verschijnen de eerste schetsen in kranten en autobladen, onder de kop ‘Torpedo on wheels’. Tucker zelf spreekt echter van de Tucker Sedan.

Het ontwerp verliest de allerscherpste randjes, toch is het eindresultaat allesbehalve dertien-in-een-dozijn. En het eindigt niet bij het futuristische uiterlijk. Tucker heeft ook hypermoderne technieken op zijn wensenlijstje staan. Onder meer moet er – achterin – een nokkenasloze motor met hydraulische klepbediening (!) en brandstofinjectie komen.

Maar daar blijft het niet bij. In plaats van een versnellingsbak wil hij voor elk wiel een koppelomvormer, veiligheidsgordels, een bekleed dashboard, een bij aanrijdingen naar buiten klappende, gelaagde voorruit, onafhankelijke wielophanging rondom, een veiligheidskooi en een met de besturing meedraaiende centrale koplamp.
Grote namen
Tucker werft een aantal grote mannen uit de auto-industrie, afkomstig van onder meer General Motors, Ford en Borg-Warner. Samen kopen ze in 1946 het grootste fabriekspand ter wereld: de voormalige Dodge-vliegtuigmotorenfabriek in Chicago. Het enorme pand past bij het plan om jaarlijks 60.000 auto’s te gaan produceren. Maar omdat ook een ander bedrijf de fabriek claimt, duurt het nog een jaar voordat de productie van start kan gaan.
Maar dat is niet de enige tegenslag. Laat staan de laatste. Er zijn problemen met de toelevering van staal en Tucker maakt ruzie met de voorzitter van de raad van bestuur. Deze man verspreidt het verhaal dat Tuckers geen achteruitversnelling krijgen. Het is puur bedoeld om Tucker te beschadigen, want alleen het allereerste prototype moest een achteruitversnelling missen. Daar komt nog bij dat de Amerikaanse beurswaakhond een onderzoek instelt omdat Tucker op illegale wijze fondsen zou hebben verworven. Het doet de reputatie van Preston Tucker en zijn bedrijf geen goed. Volgens Tucker heeft de gevestigde auto-industrie een complot tegen hem gesmeed, maar het kwaad is al geschied.
Helikoptermotor
Wegens tijd- en geldgebrek moet Tucker de ambities flink naar beneden bijstellen en veel innovaties gaan niet door. De veiligheidsvoorruit, de meedraaiende centrale koplamp en de veiligheidskooi worden wél gehandhaafd. Als krachtbron dient uiteindelijk een gemodificeerde helikoptermotor. Het is een 5,5-liter zescilinder boxer met 166 pk.

Slechts 50 exemplaren
De eerste Tucker Sedan loopt in 1948 van de band. Maar door de vele tegenslagen, het massaal opgestapte personeel en alle financiële rampspoed moet Tucker al in 1949 opgeven. Er zijn dan niet meer dan 50 Tuckers gebouwd. De droom is gesneuveld, maar tegelijkertijd is er een legende geboren.
Begin jaren 50 wil Tucker de draad weer oppakken. Hij is van plan een sportwagen te gaan bouwen en vindt een groep Braziliaanse investeerders die daar wel brood in zien. Het komt er echter nooit van. Voordat hij zijn nieuwe plannen kan verwezenlijken, sterft Preston Tucker in 1956 op 53-jarige leeftijd aan longkanker.
