Elke kleine Citroën verbleekt bij de 2CV. Het overkwam de Dyane, de Ami en de Visa. Maar vooral de Citroën LN(A) bleef altijd een muurbloempje. En dat terwijl de naam Citroën LN is afgeleid van Hélène (Helena), volgens de Griekse mythologie de mooiste vrouw van Griekenland.
Sommige auto’s hebben bij hun introductie alles tegen. De Citroën LN is een flagrant voorbeeld. Hij kwam in 1976 op de markt, toen Citroën
nog een deftig merk was. Twee jaar eerder was de Citroën CX geïntroduceerd, een flamboyante limousine met een hydropneumatisch veersysteem. Maar een gespekte bankrekening had Citroën niet. Sterker nog, het kunstzinnige merk stond in 1974 aan de rand van een faillissement vanwege een onevenwichtig modellenaanbod.

Citroën gedwongen op zoek naar een partner
De Franse staat greep in: uit angst voor banenverlies werd Citroën gedwongen om een partner te zoeken. Dat werd Peugeot, dat Citroën in 1976 volledig overnam. Citroën had niet de juiste modellen. Kopers kregen in de jaren zeventig steeds meer behoefte aan een compacte auto. Na de oliecrisis in 1973 kwam deze vraag nog eens in een stroomversnelling. De concurrentie dwong Citroën steeds verder in een bijrol: auto’s als de Renault 5 en de Volkswagen Polo waren veel moderner dan de verouderde Citroën 2CV, Ami en Dyane. Er moest een compacte auto komen, en wel heel snel. Daar was de nieuwe eigenaar Peugeot zich terdege van bewust.

Citroën LN en Axel
De Citroën LN was welbeschouwd niets meer dan een Peugeot 104 ZS Coupé met een ander logo. Citroën gaf dit ruiterlijk toe en beloofde dat dit de enige vermomde Peugeot in het gamma zou worden. De Fransen hielden lang woord, pas in 1996 ontstond een nieuwe PSA-tweeling met de Peugeot 106 en de Citroën Saxo.

Zoek de verschillen: Peugeot ZS Coupé
Het was niet zo dat Citroën begin jaren zeventig helemaal had stilgezeten. Onder leiding van Robert Opron was eind jaren zestig begonnen met de ontwikkeling van een kleine auto, die vrijwel klaar was toen Peugeot de scepter ging zwaaien. Maar op het hoofdkantoor in Sochaux was men onverbiddelijk. Er moest geld worden bespaard en dus ging er een streep door het project van Opron. Later kreeg de auto alsnog een tweede leven en kwam hij met wat uiterlijke wijzigingen als Axel op de markt.

Citroën LN voert ongelijke strijd
De Citroën LN was nooit echt populair bij de kopers, hoewel hij gunstig geprijsd was. De motor werkte ook al niet mee aan een eventuele klassiekerstatus. Het was de uiterst trage boxermotor uit de 2CV en Dyane, met een inhoud van 602 cc (0-100 km/h in 29,3 s). Al in 1978 kwam naast de LN een tweede versie, met een A achter zijn naam (van Authentique). De LNA kreeg een krachtiger boxermotor, afkomstig uit de nieuwe Citroën Visa, en was iets luxer uitgerust. De oude LN zou in 1979 van het toneel verdwijnen.

Eindelijk een viercilinder
Pas in 1982 kreeg de LNA een moderne 1,1-liter viercilinder, die ook in onder meer de Peugeot 205 en Citroën Visa werd toegepast. Het zorgde voor een laatste opleving van de verkopen. De Citroën LN(A) moest de 2CV doen vergeten. Maar dat gebeurde niet: de 2CV overleefde de in 1986, na 353.383 exemplaren van de markt gehaalde LNA ruimschoots. Waaruit maar weer eens blijkt hoe onverwoestbaar de Eend is. Van de Citroën 2CV kun je eigenlijk niet winnen.