Oorspronkelijk waren de Citroën 2CV en de Renault 4 bedoeld als goedkoop, maar comfortabel vervoermiddel. Als klassieker zijn ze momenteel populairder en duurder dan ooit. Wat is toch de aantrekkingskracht van deze kleine beroemde auto’s uit Frankrijk?
Toen de Citroën 2CV en de Renault 4 op de markt verschenen, had niemand kunnen vermoeden dat ze vele jaren later een cultstatus zouden verwerven. Destijds moesten de auto’s vooral praktisch en goedkoop zijn, al werd ook veel aandacht geschonken aan het veercomfort. De 2CV was er het eerst: al in 1934 gaf de toenmalige Citroën-directeur Pierre-Jules Boulanger de opdracht om een robuuste, zuinige en ruime auto te ontwerpen. Het uiterlijk was minder belangrijk en dat zag je goed aan de eerste prototypen uit 1938. Aan de TPV (Toute Petite Voiture) was het ontwerp van de latere Citroën 2CV al af te zien, maar een schoonheid was het allerminst. De bijnaam Lelijke Eend komt uit die tijd. Het werd later een geuzennaam, al zeggen de meeste mensen gewoon ‘Eend’.

Productie Citroën 2CV opgeschort
Door de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog werd de productie van de 2CV opgeschort. Pas op de autosalon van Parijs in 1948 presenteerde Citroën zijn kleine auto, waaraan nog flink was gesleuteld. De 2CV was vooral bedoeld voor boeren en kleine ondernemers. Zijn prijs was laag, net als z’n onderhoudskosten. En je hoefde nauwelijks belasting te betalen vanwege zijn kleine, weinig vermogende motor. Ondanks zijn weinig glamoureuze uiterlijk, was de Citroën 2CV meteen erg populair. De vraag was groter dan het aanbod. Dat opende de ogen van Renault: ook zij gingen een kleine auto ontwikkelen, maar dan vooral voor gezinnen.

In 1961 werd de opvolger van de Renault 4CV (mot de beurre ofwel boterklompje) gepresenteerd. De Citroën 2CV was vooral gebouwd om comfortabel over slechte landweggetjes te rijden, maar de Renault moest ook geschikt zijn voor de lange afstand. Voor het eerst presenteerde Renault een auto met de motor voorin én voorwielaandrijving. Overigens verschenen van zowel de Citroën 2CV als van de Renault 4 ook versies met vierwielaandrijving: de 2CV Sahara had zelfs twee motoren.
De Citroën 2CV was populair onder boeren en kleine zelfstandigen, de Renault 4 onder gezinnen.
Door het aandrijfconcept van de Renault 4 was het mogelijk om een grote bagageruimte te creëren, die probleemloos bereikbaar was via een grote achterklep. Op motorisch gebied veranderde er niets: de viercilinder werd gewoon uit de 4CV overgenomen. Al verhuisde hij wel van achteren naar voren en werd de versnellingsbak voor de motor geplaatst. Daarom heeft de R4 die beroemde paraplupook die uit het dashboard steekt. Je kon de versnelling inleggen met een simpele schuifstang die over de motor naar de versnellingsbak liep. Bijkomend voordeel was dat ruimte werd bespaard tussen de bestuurder en de bijrijder.

Vroege voorwielaandrijvers
Ook bij de Citroën zat de versnellingspook vanaf het begin in het dashboard. De transmissie en de nieuwe tweecilinder boxermotor zijn op de gebruikelijke wijze voorin geplaatst. Bij zowel de 2CV als de R4 worden de voorwielen aangedreven en is de niet-dragende carrosserie op een platformchassis geschroefd. Daardoor was het heel eenvoudig om meer carrosserievarianten op het chassis te plaatsen. Op die manier ontstonden de Besteleend, de R4 Fourgonnette en de grappige Citroën Méhari en Renault Rodéo.

Het sterkste punt van beide auto’s is altijd het onderstel geweest.
Het sterkste punt van beide auto’s is altijd het onderstel geweest. U kent het verhaal van de Eend ongetwijfeld: hij moest in staat zijn om een mandje eieren over een onverharde weg te transporteren zonder dat ze braken. De aan grote draagarmen gemonteerde wielen hebben een lange veerweg en doordat er geen stabilisatoren worden toegepast, helt de auto in bochten flink over. Tegelijk krijgt de auto zo een beetje terreinvaardigheid. Op basis van de foto’s zou je zeggen dat de 2CV na één scherpe bocht al op z’n kant ligt, maar dat gebeurt juist niet vanwege het lage zwaartepunt en de laag geplaatste motor.
Torsieveren Renault 4
De Renault 4 is minder extreem, maar beschikt wel over een onafhankelijke wielophanging, waarbij elk wiel een eigen torsieveer heeft. Om een comfortabele reis te garanderen, zijn ze achter zo lang mogelijk gehouden. Om dit te bewerkstelligen, zijn ze achter elkaar geplaatst, waardoor de wielbasis links en rechts verschillend is.
De stoelen zijn in beide Franse auto’s zo simpel mogelijk gehouden. De Renault is over het algemeen wat comfortabeler, zonder de praktische mogelijkheden uit het oog te verliezen. Zo heb je diverse opbergmogelijkheden en kan je de achterbank omklappen of zelfs in z’n geheel verwijderen.
Citroën had het vermoeden dat de Renault 4 erg populair zou worden en kwam in 1967 met een antwoord: de Dyane. Dit was de chique versie van de Eend, maar het publiek liep er niet zo warm voor en bleef trouw aan het ‘echte’ model. Zo bleven de 2CV en de R4 vele tientallen jaren elkaars concurrent. Om het publiek scherp te houden, werden steeds nieuwe varianten gepresenteerd. Van de Citroën 2CV verscheen de Charleston, terwijl Renault de cilinderinhoud van de motor vergrootte en de auto meer kunststof gaf.

Renault 4 of Citroën 2CV?
Als liefhebber kun je lang praten over je favoriete auto van deze twee. Allebei de auto’s hebben hun merk op de kaart gezet. De R4 is zonder twijfel de meest beroemde Renault, de 2CV wedijvert met de DS om dezelfde titel bij Citroën. De populariteit van beide auto’s is groter dan ooit. Voor goede exemplaren betaal je tegenwoordig een vermogen. Daarmee komen de auto’s veraf te staan van hun oorspronkelijke doel: veel ruimte voor weinig geld.

Het plaatwerk brokkelt af als een verse baguette.
Als u een Renault 4 of een Citroën 2CV heeft, is het handiger om hem op te knappen dan om op zoek te gaan naar een beter exemplaar. Te veel auto’s werden destijds door studenten gekocht als goedkoop vervoermiddel naar verre horizonten. Uiteraard komt ook de roest om de hoek kijken: het plaatwerk van sommige exemplaren brokkelt af als een verse baguette.
Ten slotte melden we nog de indrukwekkende productieaantallen: van de Citroën 2CV werden van 1949 tot 1990 meer dan 5,1 miljoen exemplaren gebouwd, van de Renault 4 (1961-1992) in alle varianten zelfs meer dan 8 miljoen. Een zoektocht naar een goed exemplaar van beide auto’s moet je met de Franse mentaliteit doen (en met de acceleratietijden van beide auto’s in het achterhoofd). Rustig aan en neem de tijd. Kortom: laissez-faire.
Classic Cars #43
In deze editie: Alfa Romeo RZ, Audi RS2 Avant, BMW M1, BMW M3 Cabriolet (E30), Citroën C15, Citroën C6, Citroën CX, Citroën DS, Fiat 128, Jaguar E-Type, Mercedes 190 (W110), Mercedes 230 S (W111), Plymouth Fury Gran Coupe V8, Porsche 944 S2 Cabriolet, Renault 4, Simca 1100, Toyota Land Cruiser J4, Triumph Acclaim, Volvo Tundra