Lang voordat iemand op een marketing-afdeling de term sports utility vehicle verzon, werden betrouwbare techniek en vierwielaandrijving al door Suzuki en Mitsubishi in een avontuurlijk jasje verpakt.
Er zijn verschillende redenen waarom deze twee Japanse terreinwagens nog niet met pensioen hoeven. Ze zijn met zorg behandeld en zien er – in hun eerste lak – nog uit als nieuw. Voor een werkpaard uit de jaren tachtig is dat best uitzonderlijk. En alsof ze het geheim van de eeuwige jeugd delen met Cher, lijken ze in al die jaren geen steek ouder geworden. Met hun compacte maatvoeringen kunnen ze zich in het moderne verkeer nog steeds prima vertonen.
Alsof ze het geheim van de eeuwige jeugd delen met Cher, lijken ze in al die jaren geen steek ouder geworden.

Dat de sports utility vehicle geen verschijnsel is van de laatste tijd, bewijzen de Suzuki Vitara en de Mitsubishi Pajero. Deze vlotte allroaders verschenen iets eerder dan de Toyota FunCruiser en Kia Sportage, en waren zeer geschikt voor dagelijks gebruik. Met de stoere, pretentieloze lastdieren uit het begin van het 4×4-tijdperk hadden ze weinig meer vandoen. Rijplezier stond veel hoger op de verlanglijst van de ontwerpers dan pure functionaliteit. Bij hedendaagse suv’s is dat niet anders, maar toch is er een verschil: in de Mitsubishi Pajero en de Suzuki Vitara rijd je namelijk gewoon door, als het asfalt ophoudt en overgaat in een modderspoor.
Onafhankelijke voorwielophanging
Nu waren er in de jaren tachtig natuurlijk wel meer vierwielaangedreven terreinwagens met asfalttalent. De Range Rover is een goed voorbeeld en de Jeep Cherokee was de eerste offroader met een zelfdragende carrosserie. In 1982 richtte Mitsubishi zich met de Pajero vooral op rijplezier. Een onafhankelijke voorwielophanging met dubbele draagarmen, torsieveren en een stabilisatorstang waren op een offroader nog niet eerder vertoond. Om maar te zwijgen over de comfortabele afstemming van het onderstel, de ergonomisch gevormde stoelen en de geventileerde schijfremmen.

Na dik dertig jaar is de Pajero nog steeds een zeer comfortabele reisauto; op een slechte weg kan maar weinig hem uit het spoor krijgen. Heel af en toe hoor je de veren piepen in hun zittingen, maar verder is het geluidsniveau aan boord opmerkelijk laag.
Zeldzaam als een mariaverschijning
Een Pajero van de eerste lichting is inmiddels net zo zeldzaam als een Mariaverschijning. Aan de techniek heeft dat niet gelegen; die was zeer robuust en betrouwbaar. Nee, vooral het plaatwerk van de Pajero begon al spoedig af te brokkelen. De voorruitstijlen, de motorkap, de achterdeur – vrijwel elk carrosseriepaneel van de eerste L040-serie roestte gretig. Zodoende zijn heel wat Pajero’s met gezonde techniek voortijdig op de sloop beland of naar een ander werelddeel geëxporteerd.

Wie nu nog een vroege, in een goede staat verkerende Pajero heeft, mag zich zeer gelukkig prijzen. De prestaties, de techniek en de rijeigenschappen maken nog steeds een moderne indruk. Onze grasgroene testauto heeft een 2,6-liter viercilinder voorin liggen, die net als de met veel gevoel te bedienen versnellingsbak een grote bijdrage levert aan het rijplezier. Destijds was de Astron-motor (type G54B) een van de grootste viercilinders op de markt.
Hoog brandstofverbruik
Het is beslist niet nodig om hem tot het uiterste te dwingen, want de trekkracht bereikt al bij 3000 toeren per minuut zijn piekwaarde van 192 Nm. Dankzij de grote carburateur reageert de motor ook bij lage toerentallen al gretig op de bewegingen van het gaspedaal. Minder modern is het benzineverbruik: de motor van de Pajero slurpt over een afstand van 100 kilometer 15 liter benzine naar binnen (1 op 6,7). Geen wonder dat veel Pajero-kopers destijds kozen voor de turbodiesel.

In hetzelfde jaar als de Mitsubishi Pajero verscheen, bracht Suzuki de kleine, robuuste SJ op de markt. Dit was nog een ouderwetse terreinwagen met starre assen, bladveren en trommelremmen. Veercomfort of aangename stoelen? Vergeet het maar. Daarvoor moest de Suzuki-klant nog een paar jaar geduld hebben. In 1988 verscheen de Vitara, een kleine offroader met schroefveren en een onafhankelijke voorwielophanging. Ondanks het verschil in formaat en prijs, was de auto ontwikkeld voor hetzelfde type klant als de Mitsubishi Pajero. En klanten waren er genoeg: verdeeld over meerdere generaties zijn van beide auto’s wereldwijd zo’n drie miljoen stuks verkocht.
Compacter dan de Pajero
Dat de Suzuki Vitara een stuk compacter is dan de Mitsubishi Pajero (die overigens net zo lang is als een moderne Volkswagen Polo), merk je pas goed zodra je achter het stuur bent gestapt. Je hebt veel minder ruimte en de auto reageert ook een stuk directer. Het onderstel, de stoelen en de besturing voelen steviger aan dan die van de Pajero. Sowieso maakt de Suzuki een duurzame indruk. Afgezien van de bekende roestvorming in de deuren, de dorpels en de wielkuipranden, gaat de Vitara bovengemiddeld lang mee. Geen wonder dat er zelfs uit de eerste bouwjaren nog heel wat exemplaren rondrijden.

Met een 1,6-liter viercilinder die graag hoge toerentallen draait en een soepel schakelende versnellingsbak, is de 1010 kilo wegende Vitara verrassend kwiek. Hij nodigt zelfs uit tot een sportieve rijstijl. Het vermogen van 82 pk is in het terrein meer dan afdoende. Voor in het zachte zand of in de zuigende modder kan, net als in de Pajero, een lage gearing worden ingeschakeld. De motor is voorzien van elektronische injectie, die het verbruik verrassend laag weet te houden. Na een dagje spelen in de bossen, heeft de Suzuki in vergelijking met de Mitsubishi iets meer dan de helft van zijn hoeveelheid brandstof verbrand. Zelfs met een gemiddelde van 8 liter op 100 kilometer (1 op 12,5) maakt de bijna 30 jaar oude Vitara nog steeds een heel moderne indruk.
Classic Cars #48
In deze editie: Alpine A110 1600, Alpine A310 S, Alpine V6 Turbo Le Mans, BMW 325i Cabrio, BMW Z1, General Motors EV1, Jaguar XJ40, Lancia Fulvia Berlina, Mercedes 320 Kombinations-Coupé, Mercedes C 111 II D, Packard Hawk, Peugeot 406 Coupé, Renault 4 F4, Studebaker Golden Hawk, Sunbeam Venezia, Volvo C70 Coupé